Terug naar:
LES 4
liberalisme
In het liberalisme zijn twee zaken vertegenwoordigd: de aandacht voor
de mens en dan met name voor de vrijheid van de mens en ten tweede de uitgangspunten
van het empirisme, d.w.z. de nadruk op de waarneming als bron voor de menselijke
kennis.
De oorsprong van het klassieke liberalisme ligt
bij de Engelse empiristische filosofen: Hobbes, Locke, Hume, Bentham, en
vader en zoon Mill, James Mill en John Stuart Mill. (periode 16e - 18e
eeuw)
Uitgangspunten:
- Aandacht voor de vrijheid van de mens
Volgens Hobbes is de vrije mens 'degene die vrij is datgene te doen
wat hij zich voorneemt te doen.' 'Vrij zijn of vrijheid betekent de afwezigheid
van belemmeringen'.
In de natuurtoestand is ieder mens vrij om te doen wat hij wil. Maar
in die toestand geldt dat voor ieder mens. Dus iedereen leeft in een constante
angst voor de ander.
Dit leidt ertoe dat de individuen een contract sluiten en daarbij een deel
van hun vrijheid opgeven in ruil voor bescherming. Op deze manier wordt
de staat in het leven geroepen. Aan het hoofd van de staat is de soevereine
vorst. De vorst bij Hobbes moet gehoorzaamd worden en de vorst geeft inruil
daarvoor bescherming tegen sociale wanorde en invasies van buitenaf. Deze
vorm van theorie is bekend als de theorie van het Sociaal contract.
- De verhouding tussen het individu en de staat moet zo losjes mogelijk
zijn (individualisme)
De staat zorgt voor de veiligheid van de burgers en beperkt noodzakelijk
de vrijheid van de burgers. Deze beperking van de vrijheid kan slechts
minimaal zijn: de staat mag alleen minimaal ingrijpen in het leven van
de individuele burgers.
In het liberalisme is er een constante discussie over twee uitgangspunten
van het humanisme (met name met het socialisme), n.l. tussen de vrijheid
en de gelijkheid. Het accent op de vrijheid lijkt de gelijkheid in gevaar
te brengen: de vrijheid van de één is een gevaar voor de
vrijheid van de ander, waardoor ongelijkheid kan ontstaan, en de nadruk
op gelijkheid (herverdeling van inkomens bijvoorbeeld) is een inbreuk op
de vrijheid van de burgers.
- Het recht op privé eigendom
Volgens John Locke (1632-1704) moet de staat in de eerste plaats de
vrijheid van het individu en zijn bezit dat hij uit eigen arbeid heeft
verkregen waarborgen.
Het economisch liberalisme
De meeste invloed hebben de liberalistische ideeën gehad op het
terrein van de economie. Op dit terrein verzetten de liberalen zich tegen
iedere overheidsinmeging. De overtuiging is dat voor de ontwikkeling van
de economie de 'niet-inmenging' het meest bevorderlijk werkt.
Een hedendaags liberaal denker die het klassieke liberalisme met het
economisch liberalisme verbindt is Robert Nozick.