Aan het begin aller dingen was de grenzeloze wereldruimte die de Chaos genoemd werd.
De Chaos was zonder maat, zonder aanvang en zonder einde; als een gapende leegte strekte hij
zich uit in het onmetelijke.
In oorsprong was hij tot in de diepte vol van een duistere nevel.
Toch bevatte de Chaos reeds de grondbestanddelen van al wat bestaat: aarde water lucht en
vuur.
Uit de vormloze leegte ontstonden Gaia, de aarde, en de donkere Tartaros, de afgrond onder de
aarde; naast deze beiden ontwikkelde zich Eroos, de liefde die werkzaam is in het eeuwig heelal.
Gaia, de aarde, bracht de zee en de hemel voort, Pontos en Oeranos en verder de Cyclopen en
Tytanen. De tytanen zijn de oervaders van de Griekse goden.
Uit het titanengevecht blijft Zeus over als heerser over de wereld. Aan zijn zijde zijn gemalin
Hera.
Uit het schuim van de zee steeg zijn dochter Afrodite op, de godin van de liefde en de
schoonheid, die alle andere godinnen in bevalligheid en lieflijkheid overtrof.