Hoofdstuk 4 van Inleiding Moderne filosofie
door Drs. Baptist Vermeulen,
© Hypothesis, Rotterdam

Terug naar Hoofdstuk 3

 

Cursusmateriaal: I. Kant als klassiek liberaal denker gekarakteriseerd.
Door C.E. Smith. Uit Filosofen van het klasiek liberalisme, Kok, Kampen.

 

 

Kant en de Metafysica


In het vorige hoofdstuk hebben we het volgende schema besproken

 
 

 
 

Onder de getekende boom zien ze we het woord 'boom' staan. Dit woord behoort tot de taal waarme we onder andere naar dingen in de wereld verwijzen.
In het kader dat het bewustzijn aangeeft zien we een voorstelling (afbeelding) van de boom en het begrip BOOM afgebeeld. Het begrip BOOM is de mentale component voor de boom die in de werkelijkheid is. Het begrip BOOM is het begrip van de voorstelling in het bewustzijn. Dit begrip BOOM wordt ook wel de Idee genoemd.
Anders gezegd: Het denken betrekt zich op voorstellingen in het bewustzijn. Deze voorstellingen worden samengevoegd en verbonden tot begrippen.
Een begrip is een voorstelling van een ding in het bewustzijn: een voorstelling van een ding zoals het is in de werkelijkheid buiten ons.
In een begrip worden eigenschappen van een ding samengenomen.

Bij Descartes en in de vorige les over de Ideeën hebben we gezien hoe het denken zich op de voorstellingen in het bewustzijn betrekt en de voorstellingen tot voorstellingen van de wereld maakt.

VOORBEELD: Neem de voorstelling van een cirkel.
Het verstand zegt en neemt als axioma aan, dat de cirkel een lijn is waarbij alle punten van de lijn een gelijke afstand hebben tot het middelpunt.
Zo komen we tot het abstracte begrip cirkel dat door het verstand gemaakt wordt en waaraan de vormen in de werkelijkheid getoetst worden.
Voor Descartes was dan van belang dat de abstracte kennis van de cirkel alleen van het verstand afhankelijk is en dus zekere kennis is en dat alle kennis van cirkelvormen in de werkelijkheid toevallige kennis is, want afhankelijk van deze of gene cirkel die zich aan het bewustzijn voordoet.

Verder hebben we het volgende gezien:

Gegeven twee cirkels A en B

als de cirkels hetzelfde middelpunt M hebben
en de punten van A hebben dezelfde afstand tot M als de punten van B
----------------------------------------------------------------------- ***
A en B zijn dezelfde cirkel, of, wat hetzelfde is: A en B zijn gelijk.

Dit voorbeeld illustreert hoe we kennis kunnen verkrijgen uit het verstand alleen.
Tevens is het een voorbeeld van hoe het verstand van de ene waarheid op de andere komt.

Definitie van de cirkel
Aanname A
Aanname B
----------------------- ***
Bewering C

De regel waarop de redenering berust is een logische afleidingsregel hier MPP.

Bij Descartes is de vraag naar de zekerheid terug te voeren tot de vraag 'Waarop de geldigheid van de afleidingsregel berust.'
Met andere woorden hoe kan ik er zeker van zijn dat de afleidingsregels mij inderdaad van de ene waarheid op de andere brengen en nooit op een onwaarheid?

De redenering van Descartes loopt via de reductio ad absurdum:

Als het niet zo zou zijn, dan zou er een grote bedrieger zijn
---- de grote bedrieger kan niet
----- het gestelde is waar.

Het is uiteindelijk God die garandeert dat ik nooit op een onwaarheid terecht kom. (Er is geen bedrieger maar veeleer een Goede God). We hebben opgemerkt dat hier een cirkel in opgesloten zit.
 

4.1 METAFYSICA over de oorsprong van de term.
De term Metafysica is oorspronkelijk afkomstig van Aristoteles. Het is de titel van een geschrift dat in de traditie van de Aristoteles-receptie ingedeeld is als komend na de fysica: Meta-ta-fysica. Het boek handelt over de eerste oorzaken. In een eerdere les heb ik het oorzaakbegrip van Aristoteles al aangehaald. Dat een eikel een eikeboom wordt ligt al in de eikel besloten. Het begrip erfelijkheid dat wij hanteren vertoont overeenkomsten met het oorzaak begrip van Aristoteles. Alleen wij zullen het erfelijkheidsbegrip niet toepassen op bijvoorbeeld de levenloze natuur, wat Aristoteles wel deed. Aristoteles' oorzaakbegrip had vier componenten:

  1. een Vormoorzaak
  2. een Stofoorzaak
  3. een Doelooraak
  4. een Bewegingsoorzaak
De metafysica gaat bij Aristoteles over het hoe en waarom van de vier oorzaken. Centraal daarin staat de onbewogen beweger, als instantie die hoewel niet waarneembaar, toch verondersteld moet worden. De metafysica als woord en begrip is sindsdien gereserveerd voor gedachten en onderzoekingen over het gebied dat buiten het berekenbare, of het systeem ligt.

De twijfel die door Hume gewekt is ten aanzien van het systeem, raakt het systeem in het hart: Hume beweerde dat uit het begrip van bijvoorbeeld een oorzaak, niet het gevolg logisch af te leiden is. Als wat Hume beweert waar is dan valt het hele systeem van de metafysica in het water.

KANT's antwoord zal zijn: Nee metafysica is niet mogelijk als kennis (zie de inhoudsopgave van de Prolegomena: over de grensbepaling van de zuivere Rede), maar metafysica is daarom nog niet overbodig. Gedachten over het metafysische zijn belangrijk als richtsnoer voor het wetenschappelijke onderzoek, als richtsnoer voor de menselijke kennis en als richtsnoer voor het handelen. Deze richtsnoeren worden door Kant de TRANSCENDENTALE IDEEëN genoemd.
 

4.2 Imanuel Kant

We zien hier de eerste stap die naar de filosofie van Kant leidt. Een ander fundament vinden voor de zekerheid van de kennis. Niet meer de door God gegeven garantie, die leidde tot de dogmatische metafysica.

Kant doet dit als volgt. Hij maakt een onderscheid tussen:

VERNUNFT -------- VERSTAND

Die gezamenlijk tot de Rede gerekend worden. Het verstand is het menselijke vermogen dat denkend de gevolgtrekkingen maakt, terwijl de vernunft de geldigheid garandeert en wel doordat de Vernunft inziet dat de oordeelsvormen (gevolgtrekkingen) de Noodzakelijke denkvormen zijn. Transcendentie betekent dus dat het denken in zichzelf de vormen (logische vormen) ontdekt waarin het Noodzakelijk moet denken.

Dit impliceert tevens dat er een aandeel van het denken is, iets dat uit het denken zelf afkomstig is en niet uit de wereld om ons heen (nl de logische vormen). Het betreft de algemene wijzen waarop wij de dingen zien. We kunnen nu het plaatje afmaken:

 

De zintuigen leveren de dingen geplaatst in ruimte en tijd als voorstellingen in het bewustzijn. Ruimte en tijd zijn daarbij de noodzakelijke vormen van de ervaring. Het Verstand (denken) levert de dingen gedacht in begrippen: relaties van -Oorzaak en gevolg -eenheid en veelheid, enz.

Tezamen leveren zij wat we de wereld of kennis noemen. Het denken velt uiteindelijk het oordeel, dat we met een BOOM van doen hebben. De wereld is niets anders dan waar wij denkend en waarnemend toegang toe hebben, Verder niets. Het Ding an Sich kan niet gedacht worden. De grote consequentie is dat kennis (ware kennis die gefundeerd is) alleen over de wereld mogelijk is en daar buiten niet over kennis gesproken kan worden.

Het bekendste werk van Kant is getiteld Kritik der Reinen Vernunft. Het is een onderzoek naar het de mogelijkheden en onmogelijkheden van het menselijk denken. Voor Kant is de Kritische theorie: Onderzoek naar de omvang, de grenzen en de reikwijdte van de menselijke Rede
 

Vertaling: Dat al onze kennis met ervaring begint, daaraan kan men niet twijfelen, want hoe zou het vermogen tot kennen in de mens anders tot activiteit aangezet worden, als het niet geraakt zou worden door objecten die onze zintuigen prikkelen en daardoor enerzijds voorstellingen (in het bewustzijn) veroorzaken, anderzijds het verstand activeert, deze voorstellingen te vergelijken, ze te verbinden of te scheiden, en zo de ruwe stof van de zintuiglijke indrukken te verwerken tot kennis van de objecten, m.a.w. ervaring? Volgens de tijd gaat er dus geen kennis vooraf aan de ervaring, maar met de ervaring begint pas alle kennis.

Maar terwijl alle kennis met ervaring begint, zo is niet alle kennis ook uit de ervaring afkomstig. Want het kan heel goed zijn, dat zelfs onze ervaringskennis een samenstelling is uit wat we door indrukken ontvangen en wat uit het eigen kennisvermogen zelf afkomstig is, welke toevoeging we pas na lange oefening kunnen onderscheiden.

We moeten dus onderzoeken: bestaat er kennis onafhankelijk van de ervaring. Men zou die kennis a priori kunnen noemen, onderscheiden van a posteriori, dwz. empirische kennis. (....) In het vervolg verstaan we onder a priori kennis die kennis die onafhankelijk is van iedere ervaring.
 

Tot de a priori kennis moeten gerekend worden de Ideeën God, vrijheid en onsterfelijkheid.

 


   
Verder naar Hoofdstuk 5

 

 

 

 

  


© Hypothesis 

Hypothesis is een initiatief van:
Baptist Vermeulen,
St-Jobskade 816, 3024 EN Rotterdam

Nederland
telefoon +31(0)6 1138 1089