Cursusinformatie
Aan alle belangstellenden, op deze pagina vindt u informatie over cursussen filosofie
die in de afgelopen jaren door hypothesis verzorgd zijn.
Cursussen kunnen op aanvraag verzorgd worden. Bij iedere cursus is de cursusduur
vermeld. De cursussen kunnen uiteraard in een kortere vorm gegeven worden. Ook
één of tweedaagse cursussen behoren tot de mogelijkheden.
Inlichtingen
over de cursussen bij: Hypothesis
Een belangrijk onderdeel van de cursus inleiding in de moderne
filosofie is tekstlezen. Op deze manier kan men tot een beter begrip van
filosofische teksten komen. Er worden teksten van en commentaren op: Descartes,
Hume, Kant, Nietzsche, Wittgenstein, Foucault en Derrida behandeld.
Aan het eind van de cursus worden enkele recente teksten behandeld. Daarnaast
zal op iedere bijeenkomst een actueel thema aan de orde gesteld worden, waarvan
de filosofisch relevante aspecten nader belicht worden.
Er wordt gebruik gemaakt van: Baptist Vermeulen: De uitdaging van het denken.
Karakter Uitgevers, Uithoorn 2002. ISBN 90-6112-181-7 € 14,95. Er zal ook gebruik gemaakt worden van audio-visueel materiaal.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
Als gevolg van de ontzuiling zijn de kerken leeg geworden,
het socialisme en het communisme zijn verdwenen en in het algemeen kan gezegd
worden dat overtuigingen niet meer dwingend voorgeschreven worden vanuit de
opvoeding en/of sociale omgeving.
Religie geeft geen alles erkend verbindend wereldbegrip meer. De filosofie heeft op basis van de rationele uitgangspunten van de wetenschap op haar beurt geprobeerd een alles omvattend wereld beeld te ontwerpen, maar heeft deze taak niet van de religie over kunnen nemen. Critici menen dat de mens ontheemd raakt en dat wij door individualisering en egoïsme van elkaar vervreemdt raken.
Ook in de politiek wordt deze tendens sterker zichtbaar. Kiezers raken op drift nu ze niet meer als vanzelfsprekend op een bepaalde partij hun stem uitbrengen. Bovendien is de mens niet meer louter aan zijn natuurlijke taken, bijvoorbeeld de voortplanting, gebonden. Na het grootbrengen van de kinderen heeft men nog een leven voor zich. Door de toegenomen levensverwachting ontstaat een situatie die in de wereldgeschiedenis nog niet eerder voorgekomen is: een enorme toename van mensen die een werkzaam bestaan achter de rug hebben en van hun pensioen genieten.
Tegen deze achtergrond wordt de hedendaagse vraag naar zingeving begrijpelijk. De totaal nieuwe situatie waarin wij terechtkomen dwingt tot een herbezinning op de zin van het bestaan. Wat heeft de filosofie ons op dit terrein te bieden? Hoe kan de vraag naar de zin van het bestaan beantwoord worden in een tijd waarin de klassieke antwoorden afgedaan lijken te hebben.
In de cursus wordt gebruik gemaakt van: Baptist Vermeulen, De
uitdaging van het bestaan, Karakter uitgevers, 2003. ISBN: 9061129516
F. Nietzsche:
"Ik ben enigermate op de hoogte van mijn uitzonderlijke positie als schrijver; in op zichzelf staande gevallen heeft men mij ook te kennen gegeven, hoezeer gewenning aan mijn geschriften de smaak 'bederft'. Andere boeken kun je gewoonweg niet meer verdragen en zeker geen filosofische. Het is een uitverkiezing zonder weerga binnen te treden in deze hoogstaande en delicate wereld - het is daarvoor wel een voorwaarde, dat je geen Duitser bent; het is welbeschouwd een uitverkiezing die je verdient moet hebben. Maar iemand die met mij verwant is door het niveau van zijn wil, die ondergaat daarbij ware extasen van leerlust: ik kom namelijk van hoogten, die geen vogel ooit bevlogen heeft, ik ken afgronden, waar nog geen voet in verdwaald is. Ze hebben mij gezegd, dat het onmogelijk is om een boek van mij uit handen te leggen - ik zou zelfs iemands nachtrust verstoren [.....] Friedrich Nietzsche in Ecce Homo, pag. 60.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
Volgens Rorty wordt de westerse academische filosofie gekenmerkt door een fixatie op het kennisprobleem. Dit houdt in dat de filosofie de grens moet aangeven tussen 'ware' en 'onware' kennis. Rorty stelt voor kennis op te vatten als een instrument, een praktische activiteit waarmee wij de wereld vorm en inhoud geven. Waarheden worden niet gevonden, maar gemaakt.
Critici brengen hiertegen in, dat het opvatten van de kennis als instrument een relativistisch standpunt is en dat daarmee belangrijke waarden in de westerse cultuur verloren gaan. Onlangs is Francis Fukuyama in de belangstelling gekomen met deze opvatting. Hij kenmerkt dit relativisme als 'het einde van de geschiedenis'.
Beleven we het einde van de geschiedenis of de overwinning van de democratie? Op deze vraag zullen we in de cursus een antwoord proberen te vinden.
In de cursus behandelen we: R. Rorty: Solidariteit of objectiviteit,
drie filosofische essays.
Inleiding en vertaling: H.J. Pott, L. van der Sluijs en R. de Wilde.
Amsterdam: Boom,1990.
ISBN 90 6009 967 2
De andere te behandelen teksten zullen op de eerste bijeenkomst bekend
gemaakt worden.
Publikaties van R. Rorty: Philosophy and the mirror of nature. 5e druk.
Oxford 1989.
Objectivity, relativism, and truth, philosophical papers 1. Cambridge:
Cambridge University Press, 1991.
Essay on Heidegger and others, philosophical papers 2. Cambridge: Cambridge
University Press, 1991.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
Michel Foucault werd in 1926 geboren. Hij studeerde geschiedenis, wijsbegeerte
en psychologie.
Michel Foucault groeide na de tweede wereldoorlog uit tot een van de
belangrijkste vertegenwoordigers van het moderne franse denken. Zijn interesse
beslaat vele gebieden: filosofie, geschiedenis, literatuur en de menswetenschappen.
De belangrijkste bijdrage tot deze gebieden is gelegen in de archeologische
methode, een door Foucault ingevoerde zienswijze op de positie van de menswetenschappen.
In de menswetenschappen, anders dan in de natuurwetenschappen, lijkt het
niet mogelijk om natuurwetten te ontdekken. De vraag rijst dan waar de
menswetenschappen op uit zijn. Foucaults antwoord is dat de menswetenschappen
een 'weten' (kennis over de mens) tot stand brengen, dat aan een bepaalde
cultuur en een bepaalde tijd gebonden is. Foucault voerde voor dat weten
de term 'discours' in. In een 'archeologie van de menswetenschappen' kan
een geschiedenis van deze 'discours', van dit weten, geschreven worden.
Deze geschiedenis kan het best geschreven worden aan de hand van een onderzoek
naar datgene wat in deze geschiedenis uitgestoten werd: de waanzinnige,
de vrouw, de gevangene, de kunstenaar, enz.
Vanuit dit gezichtspunt zijn de meeste titels van het werk van Foucault
te verklaren: De woorden en de dingen, een archeologie van de menswetenschappen,
Geschiedenis van de waanzin in de zeventiende en achtiende eeuw, Toezicht
en straf, het ontstaan van de gevangenis, De wil tot weten, een geschiedenis
van de seksualiteit. Foucault heeft als geen ander de discussie op vele
terreinen van de cultuur diep beïnvloed.
Voor de cursus is geen speciale voorkennis nodig. Per bijeenkomst wordt
een tekst behandeld. De teksten van Foucault worden in Nederlandse vertaling
gelezen.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
In deze cursus vormen teksten van filosofen wederom het uitgangspunt
van de discussie. Er worden teksten behandeld van en over Kant, Nietzsche,
Foucault, Baudrillard, Bourdieu, Wittgenstein, Heidegger e.a.
Voor het volgen van de cursus is geen speciale voorkennis vereist.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
De fascinatie met de figuur van Wittgenstein wordt gewekt door twee
factoren: de merkwaardige levensloop en het filosofische werk.
Oorspronkelijk is Wittgenstein uit Oostenrijk afkomstig. De familie
Wittgenstein is zeer vermogend en speelt een belangrijke rol in het openbare
leven van de stad Wenen. Drie broers van Wittgenstein plegen zelfmoord
en ook Wittgenstein schijnt lang met de gedachte aan zelfmoord rond gelopen
te hebben. Wittgenstein doet afstand van het vermogen van zijn vader als
deze sterft, men zegt onder invloed van Tolstoj.
Wittgenstein neemt vrijwillig dienst in het leger tijdens de Eerste Wereldoorlog en schrijft in de loopgraven zijn eerste filosofische werk: de 'Tractatus Logico Philosophicus'. Dit werk verschijnt in 1921 en Wittgenstein keert zich van de filosofie af in de heilige veronderstelling dat zijn werk een einde maakt aan de verwarring in de filosofie. In de Tractatus word aan al het zinvol spreken over de wereld een logische grondslag gegeven.
Het werk van Wittgenstein wordt geannexeerd door de zogenaamde
Wiener
Kreis, een groep filosofen die de gedachte van Wittgenstein overnemen en
er aan toevoegen dat het spreken dat niet aan de logica voldoet letterlijk
onzin is, niet de moeite van het uitspreken waard.
Wittgenstein distantieert zich van deze interpretatie van zijn werk
en probeert opnieuw zijn uitgangspunten uiteen te zetten. Deze poging zal
hem de rest van zijn leven bezig houden.
Vele aanzetten heeft hij gegeven, later postuum uitgegeven onder titels als 'Zettel' (Briefjes, Notities), 'Opmerkingen over de kleuren' enz. Er is slechts een boek dat Wittgenstein nog voltooid heeft, zonder dat hij de uitgave ervan heeft meegemaakt, en dat zijn de 'Filosofische Onderzoekingen'. In de cursus zullen vertaalde werken (of delen ervan) van Wittgenstein worden gelezen, in ieder geval: De 'Tractatus Logico philosophicus' (hier is in ieder geval minstens een vertaling van in het Nederlands, nl. door W.F. Hermans) en Ludwig Wittgenstein: Filosofische Onderzoekingen. Vert. door M. Derksen en S. Terwee. Meppel: Boom, 1992.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
Zijn er menselijke wezens die van nature slaaf zijn en voor wie de toestand van slaaf zijn gepast en juist is, of is slavernij een schending van de natuur der dingen? Deze vraag is niet moeilijk te beantwoorden, op empirische en wetenschappelijke gronden. Want dat sommigen zullen heersen en anderen overheerst worden is niet alleen noodzakelijk maar ook passend; vanaf het moment van de geboorte zijn sommigen bestempeld te gehoorzamen en anderen om te heersen.þ (Aristoteles, Poli- tics, 1054a,19-23)... A Free-Man is he, that in those things, which by his strength and wit he is able to do, is not hindred to do what he has a will to. (Vrijheid is afwezigheid van belemmeringen). Thomas Hobbes (1588 - 1679), Leviathan.
Filosofen hebben zich van oudsher over het probleem van de vrijheid
gebogen. Het thema van de vrijheid is ten diepste verbonden met het zijn
van de mens in relatie tot de omringende wereld van dieren, mensen en goden.
De geschiedenis van de vrijheid is de uitdrukking van het zelfbegrip
van de mens. In de oudheid speelt het probleem van de vrijheid van de mens
tegenover het goddelijk ingrijpen in de loop der dingen. Dit noodlot was
een van de centrale gedachten die het Griekse denken beheerste.
In de Middeleeuwen werd de vrijheid van de mens afgemeten aan de macht
van God. De menselijke vrijheid was beperkt ten opzichte van de absolute
vrijheid van het goddelijke.
In de moderne tijd wordt vrijheid onder invloed van het humanisme het
centrale element in de emancipatie en de ontwikkeling van de moderne maatschappij.
Vandaag de dag wordt vrijheid als strijdmiddel ingezet tegen vermeende
schenders van de mensenrechten.
In de cursus Vrijheid zal aan de hand van teksten van filosofen als:
Plato, Aristoteles, Thomas van Aquino, Immanuel Kant, Thomas Hobbes, Jean
Jacques Rousseau, Jean Paul Sartre, Michel Foucault enz. de geschiedenis
van de vrijheid bestudeerd worden.
Definities, denkbeelden, ideologiën utopieën, fantasieën,
dromen over de vrijheid komen aan de orde.
Indien mogelijk zal van video en filmfragmenten gebruik gemaakt worden.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
§ 1. Het smaakoordeel is esthetisch
In de cursus komen wekelijks teksten aan de orde die enerzijds de geschiedenis van de filosofie van de geest en anderzijds een ander aspect belichten: Plato over de oorsprong van de ziel, Descartes' bewustzijn en de scheiding tussen lichaam en ziel, Hegels Geist, Freuds Onderbewuste, Gilbert Ryle's The concept of mind, zijn enkele voorbeelden.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
Inleiding
In het laatste jaar van het millennium is de tijd rijp om de balans van
de twintigste eeuw op te maken. De negentiende eeuw eindigde met een groot
optimisme over de mogelijkheden die wetenschap en techniek leken te bieden
teneinde de problemen van de mensheid op te lossen. De problemen van oorlog,
ziekte en gebrek.
Op sociaal-maatschappelijk vlak waren emanciperende krachten werkzaam die
achterstelling moesten tegengaan en rechtvaardiger verdeling van welvaart
moesten bevorderen.
In de kunst werd een radicale breuk met het verleden voorgestaan.
De filosofie heeft bijgedragen aan deze beeldvorming. Zij legde veelal de basis
voor deze visies op de toekomst en verdedigde met vuur de mogelijkheden van
wetenschap en techniek. Ook zette de filosofie zich in voor maatschappelijke
vooruitgang en emancipatie. Daarnaast waren er de kritische geluiden. Nietzsche
probeerde ons ervan te overtuigen dat wij onze ambities moesten matigen. Er was
een ándere mens nodig om een betere wereld te maken. Heidegger liet zien dat de
technische blik te beperkt was om oplossingen te bieden die aan het geheel van
de mens recht doet.
De overgang van 1999 naar 2000 lijkt het juiste moment om terug te blikken. Wat
heeft de twintigste eeuw filosofisch gezien opgeleverd. Wat is er van de
verwachtingen uitgekomen. Welke critici hebben gelijk gekregen? Wat kan van het
volgende millennium verwacht worden? En het juiste moment om vooruit te kijken:
kunnen we met vertrouwen het derde millennium tegemoet?
Dit jaar heeft de cursus filosofie twee delen van elk 12 bijeenkomsten: het
eerste deel valt nog in de twintigste eeuw en het tweede deel in de
eenentwintigste. Is de filosofie millenniumproof?
Elk van de delen kan afzonderlijk gevolgd worden. Er is geen speciale voorkennis
vereist.
CURSUS: Filosofie van de 20e eeuw: deel 1, de
balans
In deel 1 kijken we terug op de afgelopen eeuw en maken een inventarisatie van
de belangrijkste stromingen. Wat waren de perspectieven waarmee aan de 20e eeuw
begonnen werd? Hoe is het verder afgelopen?
Welke invloed hebben de technische en maatschappelijke ontwikkelingen gehad op
het denken van de deze eeuw: de massacultuur, de consumptiemaatschappij, de
informatisering, enz.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
CURSUS: Filosofie van de 20e eeuw: Deel
2, perspectieven voor een nieuw millennium.
Welke conclusies kunnen er getrokken worden uit de vorige eeuw? Wat zijn de
veelbelovende ontwikkelingen. Vormen verdergaande democratisering en
liberalisering van de markt het ultieme antwoord op de problemen van vandaag?
Problemen die in toenemende mate een probleem voor de gehele wereld zijn. Een
wereld die één geheel geworden is, waarin definitief de witte plekken van de
landkaarten van de vorige eeuw verdwenen zijn en bezet door de vakantievierende
menigten.
Of zijn meer democratie en meer markt alleen maar meer van hetzelfde, zijn de
witte plekken van de landkaart vervangen door andere en verbergen we met het
meer van alles onze onwetendheid, onze onzekerheid over de toekomst?
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
Inleiding tot deel 1
Inleiding
Om het eind van de negentiende eeuw in beeld te krijgen, moeten we van een
kunstgreep gebruik maken. Ik zal een contrast introduceren dat in werkelijkheid
niet in die scherpte zo aanwezig was maar dat als kader kan dienen voor de
verdere bespreking.
Het contrast, of de tegenstelling bestaat uit het grote optimisme over de
mogelijkheden die wetenschap en techniek leken te bieden teneinde de problemen
van de mensheid op te lossen aan de ene kant, en aan de andere kant
waarschuwingen, dat de westerse cultuur ten onder zou gaan.
Beide partijen konden voldoende materiaal aandragen ter verdediging van het
eigen standpunt.
Wetenschap en techniek slaagden er telkens weer in met een verbazingwekkend
tempo vooruitgangen te boeken. Wanneer we de uitvindingen van het eind van de
vorige eeuw op een rijtje zetten dan blijkt daaruit niets anders dan het
overweldigende succes van de techniek: trein, auto, telefoon, fotografie, film,
(iets later) vliegtuig en dat alles in een hoog tempo.
De problemen van oorlog, ziekte en gebrek leken oplosbaar met behulp van de
wetenschap.
Op sociaal-maatschappelijk vlak waren emanciperende krachten werkzaam die achterstelling moesten tegengaan en rechtvaardiger verdeling van welvaart moesten bevorderen. Liberalisme en Socialisme speelden daarin een hoofdrol.
Het liberalisme legde een nadruk op de vrijheid van het individu en probeerde langs deze weg de belemmeringen die vanuit de traditionele verhoudingen voortkwamen, weg te nemen.
Het socialisme pleitte voor een vereniging van de mens rond de thema’s rechtvaardigheid en gelijkheid om een situatie te bereiken waarin voor de gemeenschap als geheel in de basisbehoeften kon worden voorzien.
In de kunst werd een radicale breuk met het verleden voorgestaan. Rond de vorige eeuwwisseling ontstonden allerlei clubs van jonge kunstenaars: ‘het alternatieve circuit’ die zich verzetten tegen de traditionele verhoudingen en een eigen ruimte opeisten. De Salon des Independents in Parijs was daar een voorbeeld van (van Gogh exposeerde daar ook), de Wiener Sezession, de kunstenaars van Die Brücke in Berlijn, enz.
Een periodisering van de filosofie kan de volgende zijn:
I de periode van 1900 – 1914/18: Vanaf de eeuwwisseling tot aan de eerste Wereldoorlog. De eerste Wereldoorlog markeert een overgang in de geschiedenis van Europa. We zullen zien dat voor de filosofie uiteindelijk de tweede wereldoorlog belangrijker was, maar er is genoeg aanleiding de eerste Wereldoorlog als overgangspunt op te nemen.
II de Periode van 1918 – 1940/45. Het interbellum.
III 1945 – 1975. Vanaf de tweede wereldoorlog tot aan de oliecrisis. De oliecrisis is een omslagpunt geweest omdat vanaf dit moment het denken geconfronteerd wordtmet de eindigheid van de menselijke onderneming.
IV 1975 – 1989. Tot aan de val van de Muur. Het verdwijnen van het ijzeren gordijn. De definitieve overwinning van het westerse denken.
V 1989 – 2000. De filosofie van vandaag: de thema’s globalisering, einde van de geschiedenis, herleving van normen en waarden, toenemende religiositeit, hernieuwd zoeken naar zin, verlies van de ‘grote verbanden’, enz.
I de periode van 1900 – 1914/18
Aan het begin van de eeuw treffen we een wereld aan die door een aantal tegenstellingen kan worden gekarakteriseerd.
Ten eerste is er aan het begin van de eeuw een samenleving waarin de oude Europese structuren nog dominant zijn, gebaseerd op de driedeling Vorst, Kerk en Leger. In deze dominante structuur zijn de adel en de gegoede burgerij actief. Tegelijk is er vanaf het midden van de vorige eeuw (de 19e eeuw) een democratiseringsbeweging actief enerzijds gevoed vanuit het Liberalisme, anderzijds uit het socialisme.
De nieuwe democratische structuur dringt zich op en komt voort uit de toenemende macht die de burgerij verwerft door kapitaal dat door industrialisering en de industriële productiewijze gegenereerd wordt. Deze macht wordt in het algemeen aangeduid met de term Kapitalisme. Marx heeft daarvan in zijn Das Kapital een analyse gegeven.
Aan
de andere kant is er vanuit de adel en de gegoede burgerij, voor zover deze met
de adel geassimileerd was, zeker belangstelling voor vernieuwing. Enerzijds zijn
er talloze initiatieven om de nood van de bevolking te lenigen, anderzijds wordt
er gezocht naar theoretische vernieuwing met name in het liberalisme.
De vernieuwingspogingen die als het ware van binnenuit de aanwezige sociale
structuren ingezet worden, hebben echter niet voldoende kracht om tot een
uiteindelijke vernieuwing van de sociaal-maatschappelijke structuren te komen.
Aan het begin van de eeuw begint dit besef door te dringen. Nietzsche is daar een van de voorbodes van geweest: deze mens is niet te veranderen, een nieuwe wereld moet gemaakt worden met een nieuwe mens, een mutatie als het ware van de huidige mens op een hoger intellectueel en sociaal niveau.
In het grote onbehagen dat ontstaat, doemen er twee opties op: alles moet radicaal vernieuwen of de oude structuren moeten in ere hersteld en verbeterd worden.
Oude structuren overboord vinden we in de volgende bewegingen terug die aan het begin van de eeuw actief waren:
Sociaal-maatschappelijk/politiek
Het idealisme: Streven naar verandering vanuit een ideaalvoorstelling van de inrichting van de maatschappij. Deze mogelijkheid wordt al aangegeven door Thomas More in zijn boek Utopia (zie cursus Vrijheid). Deze streving wordt daarom ook vaak utopisme, of utopische politiek genoemd.
Revolutie – De revolutionaire bewegingen die de bestaande sociaal-maatschappelijke structuren willen vernietigen om een nieuwe maatschappij te stichten.
In deze richting werkt ook het communisme, een uitvloeisel van het socialisme.
Anarchisme – De radicale verwerping van alle heersende machten over de mens. Laat de authentieke mens tot leven komen. De mens is in staat om met z’n rationele vermogens de juiste keuzes te maken en heeft boven hem gestelde machten niet nodig.
Aan de andere kant een conservatieve reactie: bestaande structuren versterken. Deze structuren hebben immers hun recht van bestaan bewezen in de loop van de eeuwen. Weliswaar moeten er enige aanpassingen plaats vinden maar in wezen zijn de structuren nog niet zo slecht.
Voorbeelden zijn:
Nationalisme – Oude structuren: Vorst, Kerk en leger in ere herstellen. Aanpassen aan de eisen van de moderne tijd. Verder de structuren binden aan het nationale grondgebied: vorming van staten.
Wanneer daaraan nog het herstellen van traditionele normen en waarden, die van het respect voor het gezag van Vorst en staat en die van het gezin, koppelt, dan hebben we het recept van het fascisme (Italië).
In de kunst:
Romantiek – de mens laten herleven in een andere wereld, een wereld die niet gebonden is aan de (fysieke) beperkingen van deze wereld. De mens brengen naar z’n metafysische bestemming.
De avant-garde bewegingen: Dada, het impressionisme, expressionisme, enz.
Ondertussen is er in de VS een nieuwe samenleving ontstaan, die van de
tegenstellingen zoals ze zich laten gelden in Europa, geen last heeft. In de VS
is er geen aristocratische elite, die een beroep kan doen op eeuwenoude
(erfelijke) rechten.
In de VS is langzaam de op de economie gebaseerde samenleving aan het ontstaan,
die na de tweede wereldoorlog de dominante structuur zal gaan worden in een
wereld die langzaamaan van z’n traditionele grenzen beroofd zal worden.
Er zijn om te beginnen twee geografische gebieden te onderscheiden. De continentale filosofie en de Angelsaksische wijsbegeerte.
Er lopen niet echt heldere en vaste scheidslijnen: het gaat om een globale indeling, waarbij de continentale filosofie alles bevat wat op het Europese vasteland gedaan wordt. Tot de Angelsaksische wijsbegeerte gerekend de filosofie uit Engeland en de VS.
(Schema in ontwikkeling)
Continentaal |
||||
1900 | Marxisme/Socialisme | |||
Bergson | ||||
1918 | Wittgenstein en de
Wiener Kreiss
|
|||
1940 |
Existentialisme
Heidegger en Sartre
|
Kritische Theorie (Adorno Marcuse Habermas)
|
||
1960 | Sructuralisme | |||
M. Foucault
Wetenschapskritiek Kuhn Feyerabend
|
Angelsaksisch |
||||
1900 | Pragmatisme | Analytische filosofie | ||
John
Dewey
William James |
Moore | |||
1918 | ||||
1940 |
|
|||
1960 | Quine | |||
Na de roerige jaren zestig en het herstel van de jaren tachtig van de vorige
eeuw lijkt de rust op het politieke vlak teruggekeerd. De tegenstelling tussen
links en rechts is verdwenen na de val van de muur. Proletariërs bestaan niet
meer, de bourgeoisie is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een klasse van
ondernemers die meer en meer het belang van de zorg voor de maatschappij en het
milieu erkennen.
Ethisch gesproken zijn de zaken ook geregeld. Grote kwesties worden in een
maatschappelijk debat besproken, waarna de politiek beslist. Moreel gezien leven
we in een pluralistisch landschap waarin alle standpunten gelijk gewaardeerd
worden en op rationele gronden keuzes gemaakt worden met respect voor andere
overtuigingen en leefwijzen. Macht is gedemocratiseerd en berust niet meer bij
een kleine elite.
Tegelijk zwelt de discussie aan over normen en waarden: wordt er een beroep
gedaan op het geweten om oude normen en waarden, die misschien te snel overboord
gegooid zijn, weer in ere te herstellen. De zorg groeit over groepen die buiten
de maatschappij dreigen te vallen.
In de politiek klinkt de klacht dat de betrokkenheid van de burger is afgenomen,
hetgeen grote risico’s met zich mee zou brengen. Er wordt dan naar het
buitenland gewezen: België en Oostenrijk. Extreem rechts komt op en bedreigt de
democratie.
In de cursus Ethiek en politiek wordt ingegaan op de achtergrond van de
huidige situatie aan de hand van filosofische theorieën en bijdragen van enkele
belangrijke filosofen.
Zo zal aandacht besteed worden aan de ethiek van Aristoteles en Immanuel Kant.
Ethische theorieën van het utilitaristen (‘Het grootste goed voor het
grootste aantal mensen’).
De politieke theorieën rond socialisme en liberalisme, het begrip democratie en
de mensenrechten. Het verdwijnen van de grote ideologieën zal toegelicht
worden.
Ten slotte zal gekeken worden welke perspectieven zich aandienen voor de
toekomst.
cursusduur: 12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
Onlangs
hebben Nederlandse hoogleraren filosofie de Ethica van Aristoteles op de eerste
en Immanuel Kants Kritik der reinen Vernunft op de tweede plaats gezet van beste
filosofische teksten aller tijden.
In
het Kantjaar 2004 is er een toenemende belangstelling te constateren voor het
werk van I. Kant.
Dat
geldt vooral voor de ethiek van Kant. Deze ethiek wordt gekenmerkt als een
plichtenethiek en voor een dergelijke ethiek is een groeiende de belangstelling.
Wellicht is dit een reactie op de vrijblijvendheid van de jaren zestig. Een
andere verklaring kan gevonden worden in de uitbreiding van de Europese Unie.
De
Kritik der reinen Vernunft vormt de basis in Kants stelsel. De basis voor de
ethiek wordt in dit werk gelegd. Het werd tevens de basis voor de periode van de
Verlichting in de Europese geschiedenis.
In
april 2004 is de Nederlandse vertaling van Kants hoofdwerk verschenen: Kritiek
van de zuivere rede.. Dit is aanleiding om in een cursus aandacht aan dit boek
te besteden. In twaalf bijeenkomsten zullen de belangrijkste passages uit de
Kritik gelezen en besproken worden.
Speciale
voorkennis in niet noodzakelijk.
Literatuur:
I. Kant: Kritiek van de
zuivere rede. Boom, Amsterdam, 2004.
ISBN 90 5352 702 8
12 bijeenkomsten
docent: Drs. B. Vermeulen
© Hypothesis