Terug naar: les 1

 

LES 6

de filosofie van de zelfverwerkelijking

Het humanisme vestigde de aandacht op de (natuurlijke) vermogens van de mens: die van waarnemen en denken. Dit had een emanciperende uitwerking: ten opzichte van het middeleeuwse wereldbeeld, waarin de positie van de mens vast lag als hoeder van de schepping.

Deze aandacht voor de eigen vermogens van de mens benadrukten de waarden van zelfstandigheid, onafhankelijkheid en vrijheid. Ieder mens is gelijkwaardig, in de zin dat ieder mens over dezelfde natuurlijke vermogens beschikt.

Het humanistisch mensbeeld is tot nu toe beschrijvend, maar er spreekt toch een normatief ideaal uit: de mens zijn niet alleen natuurlijke vermogens gegeven, maar de mens heeft ook de plicht de natuurlijke vermogens optimaal te ontplooien.

Toch is niet iedereen gelijk, niet iedereen weet (of is in staat, of heeft de mogelijkheden) de natuurlijke vermogens maximaal te benutten.

In de stromingen in de traditie van het humanisme die we tot nu toe bekeken hebben speelde de individua liteit een belangrijke rol.

Een stroming die zich geheel richt op deze individualiteit is het individualisme.

In het individualisme gaat men ervan uit dat het individu het belangrijkst is. Alle aandacht moet gericht zijn op het scheppen van voorwaarden om het individu zich zo goed mogelijk te laten ontplooien. In het individu kan de menselijke natuur tot uitdrukking komen.

Kunnen we tot een nadere bepaling van deze menselijke natuur komen?

Volgens de psycholoog Maslow (1960) en bevat de menselijke natuur de volgende kernpunten:

1. De mens is goed

De mens streeft ernaar op een hoger niveau te komen. Dit hoger niveau wordt bereikt door te streven naar: groei, zelfactualisering, gezondheid. De mens hecht grote waarde aan autonomie en identiteit.

De mens wenst het goede, waardevolle en in principe is dit ook te bereiken. Wanneer de menselijke natuur niet onderdrukt wordt, krijgen groei en geluk vanzelf een kans.

Mensen willen zichzelf bepalen, verantwoordelijk zijn, eigen baas zijn en zelfrespect hebben.

2. Mensen hebben behoeften

Maslow maakt een onderscheid tussen basisbehoeften en metabehoeften. Vervulling van de basisbe hoeften geeft de mogelijkheid om zich aan hogere waarden te wijden.

Basisbehoeften zijn: animaal (voedsel, drank, seks en warmte), veiligheid en zekerheid, liefde en verbon denheid, zelfrespect.

De metabehoeften worden ook groeibehoeften of zelfverwerkelijkingswaarden genoemd. Kenmerk van deze waarden zijn: het belangeloze, zichzelf genoeg zijn. (Denk aan de kunst: het esthetische genoegen is geen doel voor iets anders, maar wordt alleen genoten omwille van zichzelf.)

3. De instinctmatig kracht bij de mens is zwak.

De instinken van de mens zijn zwak, zwakker dan bij de andere dieren. De omgeving is vaak sterker: cultuur, gewoonten, conditionering.

De mens heeft geen intrinsiek instinct voor het kwade, wel voor het goede, maar dat is niet genoeg. Alleen in een werkelijk vrije en goede omgeving komt de ware aard van de mens naar boven.

4. De mens is creatief.

Als de mens iets wil bereiken, een doel voor ogen heeft, functioneert hij het best. Dan organiseert hij al zijn krachten om het gestelde doel te bereiken en dat maakt de mens inventief.

Bereikte doelen verliezen hun charme: mensen willen altijd iets nieuws. Het nog iets missen geeft (meer) zin aan het leven.

Creativiteit is een houding van openstaan voor alledaagse ervaringen, vrij van stereotypen en verwachting en en het kunnen verdragen van chaos, onzekerheid en tegenspraken.

5. Piekervaringen maken deel uit van het menselijk leven

Gezonde, zelfactualiserende mensen hebben ervaringen van intens geluk en extase, waarin zij zich één voelen met de wereld, menen het geheim van het leven te doorgronden en werkelijk inzicht te hebben.

6. De mens is één geheel

De mens kan niet opgedeeld worden in: lichaam - geest, verstand - gevoel. Ook in de piekervaring ervaart de mens zich als een eenheid.

Maslow noemt het verschijnsel van zich één voelen met zichzelf, de anderen en de wereld: syn-ergie. Het is de kracht, de energie van de psychisch gezonde mens.

Vanuit deze mensopvatting is de vraag naar de verhouding tussen individu en staat totaal anders gewor den: de staat wordt aangesproken op zijn vermogen de basisvoorwaarden te scheppen voor de zelf-ontplooiing van de leden.

De uitwerking van deze ideeën is het verst gegaan in de verzorgingsstaat.

De verzorgingsstaat moet dan ook niet opgevat worden als een staat waarin ieder daadwerkelijk verzorgd wordt, dag in dag uit. De verzorgingsstaat schept de basisvoorwaarden voor de maximale ontplooiing van het individu.

In de verzorgingsstaat kan zowel de Christen, als de socialist als de liberaal zich redelijk in vinden, tot voor kort althans.

 


Ga naar het volgende onderdeel:

 

vragen Door naar les 2 See File