F. Nietzsche, M. Heidegger, J. Derrida

Voorjaar 2004 staan de filosofen Nietzsche, Heidegger en Derrida centraal. Of het zo afgesproken is verschijnt begin januari een kort artikel in de NRC waarin een overzicht gegeven wordt van de tien best gewaardeerde filosofische werken. Het artikel is een verwijzing naar het volledige overzicht in Filosofie Magazine

Op nummer 1 staat de Ethica van Aristoteles. Op nummer 2 de Kritik der reinen Vernuft van Kant. Verder staan onder andere de Meditaties van Descartes op de lijst en Theory of Justice John Rawls.

Alle titels hebben uiteraard terecht een plaats op deze lijst. Het artikeltje vermeld echter ook een bijzondere toevoeging. De 47 ondervraagde hoogleraren wezen 1. Martin Heidegger (1889-1976) 2. Jacques Derrida (El Bair, 1930) 3. resp Friedrich Nietzsche (1844-1900), Michel Foucault (1926-1984), Jean-François Lyotard (1924-1998) en Richard Rorty (New York, 1931) als de meest overschatte filosofen aan.

De filosofen van onze lijst genieten dus een twijfelachtige reputatie.

De keuze voor juist deze filosofen is niet verwonderlijk en heeft ook precies te maken met de keuze voor juist deze filosofen voor de voorjaarscursus van 2004. Het zijn de filosofen die het sterkst de filosofische traditie bevragen, de traditie van waaruit juist Kant, Descartes, etc. aangewezen worden als de belangrijkste denkers.

Nietzsche schrijft in zijn Voorbij goed en kwaad:
[5] Wat er toe prikkelt de filosofen deels wantrouwend, deels spottend te bekijken, is niet dat men telkens weer ontdekt hoe onschuldig ze zijn — hoe vaak en gemakkelijk ze misgrijpen en zich vergissen, kortom hun kinderachtigheid en kinderlijkheid - maar dat het niet eerlijk genoeg bij hen toegaat, terwijl ze een hoop deugdzaam kabaal maken zodra het probleem van de waarachtigheid ook maar uit de verte wordt aangeroerd. Ze doen allemaal alsof ze hun eigenlijke opvattingen door de autonome ontwikkeling van een koele, zuivere, goddelijk bedaarde dialectiek ontdekt en gerealiseerd hebben [...] terwijl zij au fond de anticipatie op een these, een inval, een 'ingeving', meestal een geabstraheerde en gezuiverde hartewens, met achteraf gezochte argumenten verdedigen - het zijn allen advocaten die niet zo willen heten, en voor het grootste deel listige pleitbezorgers van hun vooroordelen, die ze 'waarheden' dopen-en staan zeer ver van de gewetensmoed om dit, juist dit, zichzelf te bekennen; zeer ver van de goede smaak om dit ook moedig te verstaan te geven, hetzij om een vijand of vriend te waarschuwen, hetzij uit baldadigheid en zelfspot. De al even stijve als zedige tartufferie waarmee de oude Kant ons op de dialectische sluipwegen lokt die tot zijn 'categorische imperatief' leiden, of juister, verleiden -om dat schouwspel moeten wij, die er in onze verwendheid geen gering vermaak in scheppen de subtiele streken van oude moralisten en zedenprekers eens goed van dichtbij te bekijken, glimlachen. Of zelfs de hocus-pocus in mathematische gedaante waarmee Spinoza zijn filosofie - 'de liefde voor zijn wijsheid' tenslotte, om dat woord correct en rechtvaardig te verklaren — als met brons pantserde en maskeerde, om daarmee bij voorbaat de aanvaller te ontmoedigen, die deze onoverwinnelijke maagd, deze Pallas Athene een blik zou durven toewerpen - hoeveel eigen timiditeit en kwetsbaarheid verraadt deze maskerade van een eenzelvige zieke!

Volgend jaar, voorjaar 2005 zal Kant's Kritik der reinen Vernunft onderwerp zijn van de filosofiecursus, dus dan kan het een en ander weer in evenwicht gebracht worden.